Bruinbandkakkerlak

Deze kakkerlakkensoort komt oorspronkelijk uit Afrika, maar is tegenwoordig mede dankzij het handelsverkeer vrijwel overal ter wereld te vinden. In warme gebieden met een gematigd klimaat leven ze in gebouwen.

Categorie
Soort ongedierte

Alleseters

Bruinbandkakkerlakken zijn alleseters, maar hebben een voorkeur voor zetmeelhoudende producten. Zij voeden zich onder meer met levensmiddelen, stijfsel van behang, lijm van boeken, maar kunnen ook leven van dode dieren, uitwerpselen en afvalstoffen. Als gevolg daarvan kunnen zij dragers zijn van bacteriën en mijten en kunnen ze, onder bepaalde omstandigheden, ziekten overbrengen. Hun aanwezigheid is in de directe omgeving van de mens volstrekt ongewenst.

In de tropen zijn kakkerlakken natuurlijke “opruimers” en dienen zij als voedsel voor grotere dieren, waaronder vogels.

Uiterlijk

De bruinbandkakkerlak lijkt oppervlakkig gezien op de Duitse kakkerlak, maar heeft echter niet de twee opvallende lengtestrepen op het halsschild die de Duitse kakkerlak wel bezit. Het halsschild van de bruinbandkakkerlak is egaal donker van kleur, de rand ervan is bijna kleurloos.
De Nederlandse naam verwijst naar de twee donkere, bruine banden die dwars over de romp en het achterlijf lopen. Bij volwassen exemplaren worden ze grotendeels door de vleugels bedekt.

Volwassen mannetjes zijn slank gebouwd met vleugels die het achterlijf ruimschoots bedekken. Bij de volwassen vrouwtjes laten de vleugels een groot deel van het vrij brede achterlijf onbedekt.
De lengte van een volwassen exemplaar bedraagt 10-15 mm.

Leefwijze

De bruinbandkakkerlak heeft minder vocht nodig dan de Duitse kakkerlak en kan daarom ook worden aangetroffen op drogere plaatsen verspreid door het gebouw. De soort komt bijvoorbeeld voor in woonkamers waar ze zich verschuilt in meubels, achter wandplaten en boeken, achter losse randen van het behang e.d. Deze eigenschappen, samen met het reeds na 1-2 dagen door het vrouwtje vastklitten van gevormde eipakketten aan de binnenkant van meubelen of het op willekeurige plaatsen loslaten ervan, maken het moeilijker om deze kakkerlakkensoort te bestrijden.
De bruinbandkakkerlak is niet of weinig lichtschuw en vliegt gemakkelijk op als hij wordt verstoord, dit in tegenstelling tot de Duitse kakkerlak.

Ontwikkeling

Bruinbandkakkerlakken prefereren een temperatuur van 30°C. Bij een temperatuur beneden de 24°C wordt de ontwikkeling sterk afgeremd.
De paring vindt plaats 3-5 dagen na het volwassen worden en het eerste eipakket wordt ca. 10 dagen later gevormd. De vrouwtjes produceren 10-20 eipakketten, met gemiddeld 16 eitjes, met tussenpozen van 7-10 dagen, waar na ca. 37 dagen (bij 30°C) de jonge nimfen uitkomen. De nimfen maken bij 30°C in ongeveer 55 dagen 6-8 vervellingen door, voor ze volwassen zijn.

De totale ontwikkelingstijd van nimf tot volwassen kakkerlak duurt bij de optimale temperatuur 95 dagen, maar kan onder minder gunstige omstandigheden oplopen tot 276 dagen. Volwassen bruinbandkakkerlakken leven ca. 4 maanden.

Wering

De verspreiding van kakkerlakken vindt onder meer plaats door het binnenbrengen van meermaals gebruikte dozen, manden, kisten en containers, met reisbagage en door verhuizingen en transporten. Het verdient aanbeveling deze artikelen om te pakken en te controleren op de aanwezigheid van kakkerlakken.

Ook het beperken van het voedselaanbod door een zorgvuldige hygiëne aan te houden kan bijdragen aan de wering van bruinbandkakkerlakken.
Allereerst kunt u ervoor zorgen dat daar waar ze hun voedsel vinden, meestal in de keuken, geen eten of etensresten te vinden zijn. Met andere woorden: berg etenswaren op in de koelkast of in goed afsluitbare kunststof bakken, glazen potten e.d. en ruim etensresten en keukenafval direct op.
Sluit vuilnisbakken zorgvuldig af en zet ze bij voorkeur ’s nachts buiten. Daarnaast kan het dichten van doorvoeropeningen van leidingen en dergelijke bijdragen tot het beperken van de verspreiding van de kakkerlakken in een gebouw.

Bij planning van nieuwbouw en inrichting van keukens, badkamers, restaurants, bars, zieken- en verzorgingshuizen, moet het creëren van voor insecten geschikte schuilplaatsen zo goed mogelijk worden voorkomen. Ook een zorgvuldig gekozen situering van de keuken en een droge, koele opslagplaats voor levensmiddelen dragen bij aan het voorkomen van een dierplaag.